Bron: verdeling van de bedes over de gewesten (1530)
Aandelen gewesten in bedes:
Brabant betaalt 1/4 van de totale bede (25%)
Vlaanderen 1/6 méér dan Brabant (29,2 %)
Holland 1/2 van Brabant (12,5 %)
Zeeland 1/4 van Holland (3,12 %)
Utrecht 1/10 van Holland (1,25%)
Toelichting: De Staten-Generaal stonden aan Karel V regelmatig bedes toe. Deze belastingen werden via een quotenstelsel (naar draagkracht) aan de gewesten opgelegd. In die tijd was het niet gebruikelijk om in percentages te rekenen; de gewesten werden tegen elkaar afgewogen.
2p Ga na of de volgende twee stellingen met de bron kan worden ondersteund. Leg je antwoord steeds uit.
I. De welvaart van Holland liep rond 1530 ver achter ten opzichte van Vlaanderen en Brabant.
II. De inwoners van Brabant waren rond 1530 gemiddeld rijker dan de inwoners van Holland.
Antwoord
Voor twee punten moet je twee keer een stelling onderbouwen of juist laten zien dat de stelling niet klopt.
Ga dus eerst na of de stelling klopt.....
DUS
Stelling I klopt, want Holland betaalde maar 12,5% van alle bedes, terwijl Vlaanderen en Brabant samen wel 54,2% betaalden. Dat kwam omdat Holland economisch veel minder belangrijk was dan Vlaanderen en Brabant (dáár lag in de 14e, 15e en deels 16e eeuw het economisch zwaartepunt)
Stelling II klopt niet, want om dit te weten, moet je ook weten hoeveel inwoners Brabant en Holland hadden. Het is wel waarschijnlijk dat er in Brabant meer rijke kooplieden woonden dan in Holland, maar er waren ook veel meer arme knechten en dagloners.
Aandelen gewesten in bedes:
Brabant betaalt 1/4 van de totale bede (25%)
Vlaanderen 1/6 méér dan Brabant (29,2 %)
Holland 1/2 van Brabant (12,5 %)
Zeeland 1/4 van Holland (3,12 %)
Utrecht 1/10 van Holland (1,25%)
Toelichting: De Staten-Generaal stonden aan Karel V regelmatig bedes toe. Deze belastingen werden via een quotenstelsel (naar draagkracht) aan de gewesten opgelegd. In die tijd was het niet gebruikelijk om in percentages te rekenen; de gewesten werden tegen elkaar afgewogen.
2p Ga na of de volgende twee stellingen met de bron kan worden ondersteund. Leg je antwoord steeds uit.
I. De welvaart van Holland liep rond 1530 ver achter ten opzichte van Vlaanderen en Brabant.
II. De inwoners van Brabant waren rond 1530 gemiddeld rijker dan de inwoners van Holland.
Antwoord
Voor twee punten moet je twee keer een stelling onderbouwen of juist laten zien dat de stelling niet klopt.
Ga dus eerst na of de stelling klopt.....
DUS
Stelling I klopt, want Holland betaalde maar 12,5% van alle bedes, terwijl Vlaanderen en Brabant samen wel 54,2% betaalden. Dat kwam omdat Holland economisch veel minder belangrijk was dan Vlaanderen en Brabant (dáár lag in de 14e, 15e en deels 16e eeuw het economisch zwaartepunt)
Stelling II klopt niet, want om dit te weten, moet je ook weten hoeveel inwoners Brabant en Holland hadden. Het is wel waarschijnlijk dat er in Brabant meer rijke kooplieden woonden dan in Holland, maar er waren ook veel meer arme knechten en dagloners.