Bron: Een inwoner van Brugge beschrijft hoe koning Lodewijk VI van Frankrijk, leenheer van Vlaanderen, en de edelman Willem Clito, door de koning onlangs aangesteld tot graaf, in 1127 hun intocht houden in de stad:
Ook werd de kleine oorkonde voorgelezen die tot bewijs diende van de overeenkomst tussen de graaf en onze burgers aangaande de kwijtschelding van de tol en de cijns (= belasting op onroerend goed) op hun erven. Als prijs voor het (verkiezen en) aanvaarden van de nieuwe graaf moest hij hun het volgende privilege schenken: zij en hun nakomelingen in onze stad zouden voortaan aan de graaf en zijn opvolgers geen tol of cijns meer hoeven te betalen, (…). Ter bevestiging van dit privilege moesten koning en graaf zweren dat zij voortaan persoonlijk noch door tussenkomst van hun ambtenaren onze burgers of hun nakomelingen in onze stad met tol of cijns zouden lastigvallen, maar van ganser harte, zonder kwade trouw en onvoorwaardelijk (…) de kwijtschelding van tol en cijns zouden handhaven. Op deze voorwaarden dan zwoeren koning en graaf op de relieken der heiligen ten aanhoren van geestelijkheid en volk. Daarop zwoeren de burgers trouw aan de graaf, zoals het de gewoonte was, en ze legden de leeneed af en beloofden hem loyaliteit.
Gebruik de bron
Deze bron illustreert:
1 de opkomst van de stedelijke burgerij en
2 het vasthouden aan feodale verhoudingen.
2p Ondersteun beide beweringen met de bron. de bron
Antwoord
Om twee punten te krijgen moet je (kort) uitleggen wat bedoeld wordt met opkomst stedelijke burgerij en feodale verhoudingen en vervolgens deze tonen met de bron.
DUS
De stedelijke burgerij komt op in de middeleeuwen, dat kun je zien aan de bron, want je ziet dat de burgers steeds sterker / machtiger worden, want ze kunnen allerlei privileges van de graaf eisen en die krijgen ze dan ook.
Maar er is ook nog sprake van een feodale verhoudingen, waarbij de heer en de vazal elkaar trouw en bescherming bieden. Dat zie je in de bron, want daar staat dat de burgers trouw aan de graaf zwoeren.
Ook werd de kleine oorkonde voorgelezen die tot bewijs diende van de overeenkomst tussen de graaf en onze burgers aangaande de kwijtschelding van de tol en de cijns (= belasting op onroerend goed) op hun erven. Als prijs voor het (verkiezen en) aanvaarden van de nieuwe graaf moest hij hun het volgende privilege schenken: zij en hun nakomelingen in onze stad zouden voortaan aan de graaf en zijn opvolgers geen tol of cijns meer hoeven te betalen, (…). Ter bevestiging van dit privilege moesten koning en graaf zweren dat zij voortaan persoonlijk noch door tussenkomst van hun ambtenaren onze burgers of hun nakomelingen in onze stad met tol of cijns zouden lastigvallen, maar van ganser harte, zonder kwade trouw en onvoorwaardelijk (…) de kwijtschelding van tol en cijns zouden handhaven. Op deze voorwaarden dan zwoeren koning en graaf op de relieken der heiligen ten aanhoren van geestelijkheid en volk. Daarop zwoeren de burgers trouw aan de graaf, zoals het de gewoonte was, en ze legden de leeneed af en beloofden hem loyaliteit.
Gebruik de bron
Deze bron illustreert:
1 de opkomst van de stedelijke burgerij en
2 het vasthouden aan feodale verhoudingen.
2p Ondersteun beide beweringen met de bron. de bron
Antwoord
Om twee punten te krijgen moet je (kort) uitleggen wat bedoeld wordt met opkomst stedelijke burgerij en feodale verhoudingen en vervolgens deze tonen met de bron.
DUS
De stedelijke burgerij komt op in de middeleeuwen, dat kun je zien aan de bron, want je ziet dat de burgers steeds sterker / machtiger worden, want ze kunnen allerlei privileges van de graaf eisen en die krijgen ze dan ook.
Maar er is ook nog sprake van een feodale verhoudingen, waarbij de heer en de vazal elkaar trouw en bescherming bieden. Dat zie je in de bron, want daar staat dat de burgers trouw aan de graaf zwoeren.